Samengesteld gezin kampeert
De tent is al opgezet. Grote, groene tent, rond van vorm, met vijf slaapunits en in het midden een ronde gemeenschappelijke ruimte. Een witachtige stationcar arriveert. Man met twee jonge kinderen stapt uit. Enkele minuten later arriveert een tweede, witachtige stationcar. Vrouw met drie jonge kinderen stapt uit.
Ik ken de mensen niet, ik ken hun situatie niet, maar ik zie dat ze hun best doen om het gezin te laten draaien. De man speelt vrolijke spelletjes aan tafel, de vrouw kijkt toe en helpt waar nodig. Eén kindje doet niet mee. Ze wil naar mama. Maar papa heeft niet veel aandacht voor het meisje. Hij moet de andere vier kinderen amuseren met het spel. De vrouw houdt zich afzijdig van het meisje. Waarschijnlijk vindt de vrouw dat het de verantwoordelijkheid is van de vader. Maar ja, de vader kan zich niet in tweeën splitsen.
Het meisje wordt in bed gestopt. Ze huilt en roept luidkeels om mama. Mijn man en ik worden er akelig van en gaan fietsen. Als we terugkomen, is het gezin op stap. ’s Avonds komen ze thuis en worden de kinderen in bed gestopt. Het meisje huilt weer. Tot diep in de nacht is haar roepen om mama over de camping te horen. Na drie dagen vertrekken wij naar de volgende kamping. Het kleine meisje is stiller geworden, maar huilt zich nog steeds in slaap.
Waarom schrijf ik dit? Om een waardeoordeel te vellen? Nee, natuurlijk niet, ik schrijf het om te laten zien hoe moeilijk het is om een nieuw gezin te starten.